Door Marlies Slegers
Vanaf mijn achtste woonden wij in Indonesië. Als kind bezocht ik eerst de Nederlandse school en later de International School. Na tien jaar moesten we – helaas- terug naar Nederland. Ik was bijna achttien op dat moment en zou hier in Nederland op het VWO instromen in de vijfde klas.
Verwende kinderen
Al die jaren in Indonesië, onderhielden wij wel gewoon contact met Nederland en tweemaal per jaar gingen we een paar weken op vakantie. Tijdens die vakanties bleek al dat mijn broer en ik als kinderen buiten de Nederlandse maatschappij begonnen te vallen. Wij waren die ‘verwende kinderen met bedienden en een zwembad in de tuin’. Dat zoiets normaal was in Azië als expat, dat ging er bij mij vrienden in Nederland niet in. Ze vonden het snobistisch. Gaandeweg leerde ik dan ook maar te zwijgen over mijn leven daar, want alles werd geridiculiseerd.
Geen aansluiting
Toen wij terugkeerden om weer hier te gaan wonen, was er allereerst het enorme gemis van het leven daar. De huisdieren die we gehad hadden (en niet mee terug konden), het klimaat, het eten, de mensen, de geluiden; alles was hier anders. En waar ik op de Internationale school in Jakarta en Surabaya enorm veel vrienden had uit allerlei culturen- hier mistte ik de aansluiting. Ik sprak de taal van de jongeren niet, ik kleedde me anders, ik had hun geschiedenis niet, ik miste hun onuitgesproken mores en codes.
De grootste schok kwam echter wel op school. Ik kwam van een school waar wederzijds respect voor leerkrachten en andere culturen heel hoog in het vaandel stond. Spijbelen, keten in de klas- ik kende het allemaal niet. Mijn eerste dag op het VWO verliep rampzalig. In de les Nederlands werd de stoïcijnse leerkracht- een oudere man- bekogeld met propjes papier en terwijl hij gewoon doorging met lesgeven, zat iedereen met zijn rug naar hem te kletsen. Ik was in shock. De lessen daarna waren niet veel anders. Twee jaar lang heb ik me niet thuis gevoeld op die school. De overgang was eenvoudigweg te groot.
Vreemde eend in de bijt
Pas jaren later, op de hogeschool, leerde ik me weer thuis voelen. Maar het gemis aan het leven in Indonesië, dat is heel lang gebleven. Het gevoel er niet helemaal bij te horen ook. Als mijn vrienden het hadden over televisieprogramma’s die immens populair waren geweest in de jaren dat ik weg was, kon ik niet meepraten. Ik bleef altijd een beetje de vreemde eend in de bijt, gewoon omdat mijn visie op de wereld anders was geworden door het expat bestaan.
Als expat krijg je een zeer waardevolle schat aan kennis mee- over culturen, mensen, rijkdom en armoede. Dat is onbetaalbaar- maar eenmaal expat-af betaal je wel een prijs, zeker als puber.
Bevrijdende verhalen
Vorig jaar was er een reünie van mensen die op de Jakarta International School hadden gezeten. Ik ging erheen, nieuwsgierig naar hoe dat zou zijn. Het werd een bevrijdende avond. Uit allerlei landen kwamen oud-leerlingen – jong en ouder- bij elkaar met allemaal hetzelfde verhaal: ‘Ik kon niet meer aarden in mijn land. Ik zie eruit als een Canadese/Australiër/Italiaanse/Nederlandse, maar zo voelde ik me niet langer en niemand begreep dat. Niemand wilde mijn verhalen over mijn tijd daar horen. Ik kon het bij niemand kwijt.’
Het was een openbaring die avond, voor iedereen eigenlijk. Hier waren we eindelijk weer thuis, bij elkaar, waar we aan een half woord genoeg hadden. Hier waren de mensen die begrepen hoe leuk het leven daar was. Het heeft me helpen begrijpen dat wat ik voel- soms nog steeds- en de ontworteling die optrad, normaal zijn.
Juist door dat contact met andere ex-expats op die reünie, voelde ik me gesterkt en weet ik dat het er mag zijn, dat gevoel van niet-helemaal-wortelen-meer. Ik had mijn expat ervaringen nooit willen missen- maar ik had wel wat meer begrip willen hebben toen ik terugkeerde. Ik zeg vaak: mijn moederland is Nederland. Ik hier geboren. Maar mijn vaderland is Indonesië, daar ben ik geworden wie ik ben.
Ik wil er eigenlijk nog steeds een keer een boek over schrijven, de ervaringen van daar wonen en terugkeren. Dat komt er ook, het moment komt steeds dichter bij dat ik dat op ga schrijven.